Trainingsleer
Warming-up
Cooling-down
Grondmotorische eigenschappen (CLUKS)
Elke sport beslaat de 5 grondmotorische eigenschappen van het menselijk lichaam. Deze eigenschappen staan ook wel bekend als de CLUKS. Deze afkorting staat voor:
Coördinatie, Lenigheid, Uithoudingsvermogen, Kracht , Snelheid.
Coördinatie is de samenwerking tussen het zenuwstelsel en je spieren. Dit is het systeem die je spieren goed laat samenwerken om bepaalde bewegingen te kunnen maken. Aangezien onze sport enorm rijk is aan verschillende bewegingen is een goede coördinatie erg belangrijk. Dit is de reden waarom wij regelmatig coördinatie oefeningen doen in bijvoorbeeld de 2e fase van de warming-up, maar ook af en toe in de derde fase middels loopscholing oefeningen. Daarnaast train je specifieke coördinatie in de hindernissen. Met technische aanwijzingen kun je bewuster gaan bewegen en train je de coördinatie in de hindernissen waardoor bewegingen uiteindelijk automatisch gaan. Een goede coördinatie zorgt hierdoor ook voor meer klim en hardloop efficiëntie.
Lenigheid is de bewegingsuitslag die je lichaam kan maken in spieren gewrichten. Een bepaalde mate van lenigheid is gewenst om bewegingen goed te kunnen uitvoeren. Wij richten hier geen specifieke trainingen op. Wij proberen wel lenigheid te onderhouden door dynamische rek en strek oefeningen te doen in de warming-up en adviseren deelnemers om dit statisch te doen in de cooling-down.
Uithoudingsvermogen is vermogen om bepaalde bewegingen lang vol te kunnen houden en heeft met name te maken met verschillende energieleverende processen. Survivalrun is bij uitstek een duursport en trainen voor deze sport doen wij dan ook door trainingen te doseren in omvang en intensiteit om de juiste energieleverende processen te trainen. Aangezien een wedstrijd 45 min – 3,5 uur kan duren trainen wij deelnemers om dit vol te kunnen houden (capaciteit), maar ook om met het juiste energie systeem meer energie per tijdseenheid te kunnen opwekken (vermogen) en je dus sneller kan lopen met de beschikbare brandstof. Wij proberen trainingen in omvang te differentiëren per te lopen circuit. Recreanten doen in dit geval 1 vormgegeven serie, KSR lopers 2 series en MSR lopers 3 series. Daarnaast proberen wij in intensiteit te differentiëren door tempo nummers te hanteren.
– Tempo 1 is in dit geval een zeer rustig looptempo die je erg lang kan volhouden en waarbij je nog gemakkelijk een gesprek kan voeren. Wij gebruiken dit tempo in het begin van de warming-up, bij rustmomenten bij een interval training en de cooling-down.
– Tempo 2 is het lange duurloop tempo. Het tempo dat je loopt als je ontspannen een duurloop gaat doen en nog met hele zinnen kan blijven praten.
– Tempo 3 is een hoger tempo waarbij je nog wel onder je anaerobe drempel (AD) loopt. Je kunt dit tempo dus wel een paar kilometer volhouden, maar je hebt je adem nodig om voldoende zuurstof binnen te krijgen. Dit is het tempo waarop wij veelal trainen om het vermogen te trainen.
– Tempo 4 is boven je AD. Dit tempo kun je slechts korte stukken volhouden, omdat het te hoog ligt om lang vol te kunnen houden. Doordat je zuurstof systeem te kort schiet ga je verzuren. Wij trainen niet veel op dit tempo. Als we dit wel doen, dan met voldoende rust om tussen de herhalingen te herstellen.
-Tempo 5 is maximale sprint en gebruiken we nauwelijks in de trainingen. Slechts af en toe een week voor een wedstrijd in een spelvorm.
Kracht is het vermogen om een bepaalde weerstand te overwinnen of tegen te werken. Wij werken voornamelijk met ons eigen lichaam en daarom zijn wij ook een voorstander om voornamelijk daarmee te trainen. Algemene kracht basis proberen we te leggen met oefeningen met eigen lichaamsgewicht zoals Push-ups, Pull-ups, Squats, etc.. in plaats van losse gewichten. Hierdoor train je ook voornamelijk totale bewegingen in plaats van lokale bewegingen wat weer bijdraagt aan een goede intermusculaire coördinatie. Specifieke kracht trainen we uiteraard in de hindernissen zelf. Zware hindernissen waarbij je hard moet knijpen geeft een krachttraining impuls en lange combinatie hindernissen meer een kracht uithoudingsvermogen impuls.
Snelheid is het vermogen op zo snel mogelijk te reageren, handelen en meerdere handelingen achtereen te maken. Zowel neurologisch als musculair. Bij onze sport heeft deze grondmotorische eigenschap geen groot aandeel. Het reageren op een startschot met een paar tiende van een seconde zal weinig effect hebben op de uitslag van de wedstrijd. Maximaal sprinten gedurende <30 sec. komt nauwelijks voor. Handelingssnelheid kan er echter wel voor zorgen dat er minder lang gehangen wordt in hindernissen en onderarmen minder snel verzuren. Daarom hanteren wij regelmatig bij trainingen om snel te klimmen, met name tijdens survivalrun specifieke intervallen.
Bij iedere sport zijn deze elementen in meer of mindere mate van belang. Wij hopen middels deze nieuwsbrief items jullie interesse te wekken in trainingsleer. Voor vragen kun je uiteraard bij Jesper terecht! Volgende keer gaan we dieper in op Uithoudingsvermogen, energieleverantie en de bijbehorende tempo’s, aangezien dit een aanzienlijk aandeel heeft in het presteren bij een survivalrun.
Energieleverantie
Alle bewegingen die door organismen gemaakt kunnen worden, worden veroorzaakt door het stofje ATP (Adenosine Tri-Phosfaat). Doordat deze molecuul gesplitst wordt in een spiercel komt er energie vrij, waardoor de spiercel kan contraheren (samentrekken). De reststofjes die overblijven zijn daarna ADP en een losse P atoom. Ieder mens heeft een kleine opslag direct beschikbare ATP in de spieren. Hierdoor is een beweging gelijk mogelijk. Zodra bewogen wordt en de beschikbare ATP wordt gebruikt, treed gelijk een systeem in werking om de ATP weer aan te vullen. Het menselijk lichaam heeft meerdere energieleverende systemen.
Het eerste energiesysteem dat ingeschakeld wordt bij een toenemende energievraag is het Creatine Phosfaat systeem. Deze energie is vrijwel gelijk beschikbaar, maar heeft als nadeel dat het slechts maximaal 30 seconden aan energie heeft. Dit systeem is dus met name geschikt voor korte intensieve inspanningen zoals sprinters (hoog vermogen). Dit systeem wordt ook wel het Anaeroob a-lactische energiesysteem genoemd. Oftewel de energie wordt niet verwerkt door middel van verbranding met zuurstof maar juist zonder zuurstof en is er geen sprake van verzuring (lactaat vorming).
Het volgende systeem dat de energievraag overneemt is het anaeroob lactische uithoudingsvermogen. Hierbij wordt de energie nog steeds niet verwerkt door middel van verbranding van zuurstof, maar wordt glycogeen (opgeslagen vorm van glucose, koolhydraten) door middel van een enzym omgezet naar ATP. Het nadeel van dit systeem is dat er een reststof ontstaat genaamd melkzuur. Als de melkzuur productie groter is dan de afbraak, dan zal een ophoping van melkzuur ontstaan in de spieren en is het na 3 á 4 minuten niet meer mogelijk om op hetzelfde tempo door te gaan.
Vervolgens kan ATP ook geproduceerd worden vanuit het Aerobe energiesysteem. Aeroob is altijd a-lactisch en kan zeer lang energie produceren (grote capaciteit). We maken hierbij onderscheid tussen aerobe glycolyse en aerobe vet verbranding. Aerobe glycolyse is het verbranden van de aanwezige suikers om energie op te wekken. Een mens is in staat om suikers in de vorm van glycogeen op te slaan in de spieren en lever. Dit varieert van 1 uur aan energie tot wel 1:45 uur aan energie bij getrainde sporters. Een suikermolecuul is sneller om te zetten naar energie dan een vetmolecuul. De voorraad aan vet is echter vele malen groter. Zelfs bij relatief magere mensen is meerdere dagen aan vet energie beschikbaar. Aangezien een vetmolecuul complexer is en daardoor minder snel om te zetten naar ATP, zal een mens pas beroep op dit systeem doen wanneer relatief extensief en lang gesport wordt. Het vetverbrandingssysteem komt ook langzaam op gang. Pas na 20 á 30 minuten kan deze optimaal benut worden. Vandaar dat onze warming-up ook altijd een halfuur duurt.
Naast dat deze systemen elkaar opvolgen, omdat het ene energie systeem er eerder klaar voor is dan de ander, zorgt het lichaam er ook voor dat het juiste energie systeem wordt aangesproken afhankelijk van de belasting. Als je heel hard gaat lopen en klimmen kan de energievraag op een gegeven moment niet meer worden voldaan vanuit het aerobe systeem en zal het anaerobe systeem het moeten overnemen. Nadeel daarvan is dat je het dus maar kort kan volhouden en dreigt te verzuren. Wie heeft het meegemaakt te hard te zijn gestart bij een survivalrun, vervolgens jezelf een tijdje belabberd voelt en vervolgens je duurtempo oppakt die je lang kan volhouden? In dit geval is het efficiënter om gelijk te kunnen starten op een optimaal aeroob duurtempo.
Natuurlijk is het niet zo dat je hopt van het ene naar het andere systeem. Het is altijd zo dat alle energiesystemen tegelijk een steentje bijdragen wanneer nodig. Het is wel zo dat steeds één energiesysteem de hoofdzakelijke energieleverantie doet.
Als je nu de loop tempo’s die wij hanteren naast de energieleverende processen legt zal het je waarschijnlijk opvallen dat daar een logica in zit. Tempo 1 is zeer extensief en zal de energievraag vooral gericht zijn op vetverbranding. Tempo 2 is extensief en is een mix van aerobe glycolyse (suikers en koolhydraten) en vetverbranding. Tempo 3 is intensief, maar nog wel voornamelijk aeroob. De melkzuur productie is ieder geval lager dan dat het lichaam dit kan afbreken. Er is dus geen sprake van verzuring na een paar minuten. Zodra dit wel het geval is ben je bezig boven de zogeheten Anaerobe Drempel (AD). Boven deze AD wordt het automatisch tempo 4. Hierbij is de melkzuurproductie hoger dan het lichaam kan afbreken. Als je veel traint vlak onder je AD (tempo 3) schuif je deze op naar boven en kun je dus op een hoger tempo lopen zonder te verzuren. Daarom is het belangrijk om de intervallen te lopen op dit tempo. Als je te vaak boven je AD traint, word je vooral beter in een ander systeem dan je tijdens een survivalrun gebruikt en is het zelfs mogelijk dat je AD verschuift naar beneden. Je lichaam raakt eraan gewend om dit systeem te gebruiken. Dit is ook de reden waarom veel hardlopers trainen met een hartslagmeter. Op deze manier kunnen ze de juiste intensiteit lopen en niet per ongeluk te hard of te langzaam. Als laatste is het anaeroob a-lactische uithoudingsvermogen tempo 5. Dit trainen wij slechts zelden, omdat dit niet een veelgevraagd systeem is om te trainen bij een survivalrun.
Wellicht zul je denken dat trainen onder verzuring juist goed is, omdat je bij wedstrijden ook verzuurd. Deze verzuring is echter op een andere wijze ontstaan. Namelijk niet door een hoge belasting/hartslag, maar door lokale en met name statische belasting. Wanneer je klimt in de hindernissen knijp je veel in touwen, balken, triangels, etc.. Daardoor lever je statische belasting; door te knijpen spannen je spieren zich een tijd lang aan. Aangezien spieren zich aanspannen worden de haarvaten samengedrukt, hierdoor kan minder bloed door de spier stromen. Het gevolg hiervan is dat ook minder energie naar de spiercellen en minder melkzuur afgevoerd worden. Daarom dreig je met name in je onderarmen te verzuren in de hindernissen. Om dit te trainen hebben we regelmatig een Lactaat tolerantie serie tijdens de training.
Ik hoop dat jullie door deze uitleg meer duidelijkheid hebben gekregen in de energieleverende systemen van het menselijk lichaam en de interpretatie hiervan tijdens onze trainingen. Lees het stukje ; Uithoudingsvermogen’ uit de vorige nieuwsbrief even door om dit nog beter een plek te kunnen geven.
Trainingswetten en trainingsprincipes
Supercompensatie
Overload
Verminderde meeropbrengst
Duurzaamheid
Specificiteit
Periodisering
Met periodisering bedoelen we het indelen van een trainingsplan in verschillende perioden. Enerzijds om specifieke accenten te leggen in verschillende perioden, anderzijds om een prestatie piek te creëren. De perioden die wij gebruiken zijn de AVP, SVP, WP en OP, waarbij we de AVP opsplitsen in AVP 1 en 2 en ook de SVP 1 en 2.
Als je elke training alles zou willen trainen en iedere training dezelfde omvang en intensiteit hanteert is het geen trainingsprikkel meer en ben je jezelf alleen structureel aan het moe maken. Iemand moe maken is makkelijk, maar iemand trainen is een kunst! Het is niet verstandig om iedere training alle aspecten maximaal te trainen. Dan zal de training namelijk zowel omvangrijk als intensief zijn en volledig gevuld met allerlei kracht en coördinatie vragende oefeningen. Dit zal vrij snel leiden tot overbelasting.
Algemene voorbereidingsperiode
Specifieke voorbereidingsperiode
Wedstrijd periode
Pieken
Wedstrijd kalender
Periodiseringsplan
Wij proberen een periodiseringsplan te hanteren als rode draad waarop de trainingen gebaseerd zijn. Wij kiezen hiervoor de belangrijkste wedstrijden uit (ONK’s), maar ook wedstrijden in de buurt die veel verschillende klassementen en afstanden aanbieden en waar dus veel van onze leden heen zullen gaan. Survivalruns zoals Boerakker, Leeuwarden, Westerbork, Kootstertille en De Knipe bijvoorbeeld. Op deze manier bedienen we onze leden betreft de indeling van de perioden het meest. Ultiem zou zijn om een periodiseringsplan te maken per individu, maar dit is niet haalbaar in onze situatie. We proberen wel af en toe op maat trainingen bij te sturen bij leden die een specifieke run wel gaan lopen. Zo differentiëren we dus in doseringen.
Overgangsperiode
De OP is een periode van relatieve rust tussen de verschillende trainingscycli. Met name in de zomer is er ruimte voor een uitgebreide OP, aangezien er toch geen wedstrijden zijn. Deze periode is het goed om variatie aan sport te gaan doen en een tijdje wat minder survivalrun. Je houd jezelf fit, maar belast je zelf niet het hele jaar door met dezelfde sport, energiesystemen en bewegingen. Ook merk je dat je door een dergelijke periode weer zin krijgt om te trainen en voorkom je een training sleur. Jesper geeft dit bijvoorbeeld vorm door een zomer in de Franse Alpen te sporten 😉
Terminologie en differentiatie in doseringen
Jullie zien vast regelmatig, naast namen van hindernissen, ook verschillende woorden en afkortingen die een training vormgeven. Door hiermee te werken kunnen we kort en bondig informatie geven over de trainingsdosering. Daarnaast wordt dit gebruikt om trainingen in te delen in fracties, zodat er gedifferentieerd kan worden in omvang. De doseringen verschillen namelijk altijd per wedstrijd circuit. Laten we bij het begin beginnen!
Na de warming-up volgt de kern van de training. De derde fase van de warming-up is altijd een toeleidende weg naar hetgeen dat we in de training gaan doen (loopscholing, steigerung, inklimmen, etc..). De kern is verdeeld in verschillende series.
Series
Een serie is een trainingsfractie om omvang doseringen uit te drukken. Over het algemeen geldt dat recreanten 1 serie aanhouden, JSR A, BSR en KSR 2 series en MSR 3 series. LSR lopers zouden nog langer kunnen trainen of meer trainingseenheden in de week kunnen plannen.
Serie pauze
Tussen de series wordt er een (relatieve) rust gepland. Deze rust noemen we de serie pauze (SP). Vaak is dit tegelijkertijd toe te passen als cooling-down voor de deelnemers die hun aantal series hebben volbracht.
Herhaling (herh.)
Als er sprake is van een interval training dan wordt er een deel op hoger tempo gedaan en een deel rustig aan. Het aantal keer dat er een tempo deel voorkomt noemen we een herhaling. Het aantal herhalingen verschilt weer per trainingsdoel en te lopen circuit.
Herhalingspauze
De (relatieve) rust tussen de herhalingen is de herhalingspauze (HP).
Daarnaast worden er afkortingen gebruikt om het aantal hindernissen aan te duiden en de vorm hoe deze geklommen moeten worden.
Hind.
Hindernis
SO
Swing-over
Combi van X
Combinatie van meerdere hindernissen. Een aantal hindernissen achter elkaar waarbij de lengte van 1 blok telt als 1 hindernis.
Ditzelfde geldt voor de verschillende looprondes. Hieronder volgen de looprondes die vaak gebruikt worden bij trainingen op de SB Zernike.
Rondje SB
Dit is het rondje rondom de survivalbaan. Deze is 150 m.
Rondje oost
Dit is verharde ronde waarbij je de ene poort uit gaat en de andere weer in waarbij je om de parkeerplaats loopt. Langs het KVI gebouw en de slagboom met rode lampjes. Dit rondje is ongeveer 600 m.
Rondje west
Dit is een grotendeels verhard rondje waarbij je ook de ene poort uitgaat en de andere weer in. Als je de achteruitgang uitloopt en meteen linksaf gaat via het fietspad kom je vrij snel bij een T-splitsing. Hier ga je ook linksaf en na 150 m., vlak na de rand van het bos, gaat er een zand (blubber)pad linksaf. Zo eindig je voor de voorpoort. Dit rondje is ongeveer 400 m.
LP 1 t/m 4
Dit zijn de gemarkeerde lantaarnpalen op de weg net buiten de baan richting de stad/ACLO. Iedere 100 m. is er een lantaarn paal gemarkeerd met een nummer. Vanaf de eerste lantaarnpaal is LP 1; 100 m., LP 2; 200 m., LP 3; 300 m. en LP 4 (de laatste voor het kruispunt); 400 m. Deze lantaarnpalen gebruiken we vaak bij interval trainingen.
Rondje Telehouse (voorheen de naam van het data hotel)
Een groter loop rondje die vaak als SP of cooling-down gebruikt wordt. Vanaf de baan loop je naar LP 4, hier ga je linksaf, na 200 m. kun je weer linksaf, je volgt het fietspad 400 m. en vervolgens ga je weer linksaf en eindig je voor de poort. Deze ronde is 1200 m.
Er zijn nog vele andere rondes die wij lopen tijdens de warming-up, maar laat ik in dit item even buiten beschouwing aangezien deze niet (regelmatig) op het whiteboard geschreven worden.
We maken wel vaak gebruik van offroad/trail rondjes voor de variatie in looprondjes en de hindernissen die je tijdens deze rondjes tegen komt. Deze gebruiken we echter alleen wanneer het licht is. Vanaf april – oktober en het hele jaar door op de zaterdagmiddag.
Oostelijke bos (OB) 1, 2, 3, 4
Verschillende offroad rondjes aan de oostkant van SB Zernike. Er hangt een plattegrond met de aanduiding van deze rondjes. De meeste rondjes zijn ook aangeduid met rood-wit lint zoals bij een survivalrun wedstrijd het geval is.
Westelijke bos (WB) 1, 2, 3
Verschillende offroad rondjes aan de westkant van SB Zernike. Er hangt een plattegrond met de aanduiding van deze rondjes. De meeste rondjes zijn ook aangeduid met rood-wit lint zoals bij een survivalrun wedstrijd het geval is.
Noordelijke bos (NB)
Een grotendeels offroad loopronde door het noordelijke bos. Via het fietspad loop je naar de zijkant van het bos, via de balkenbrug erin en dan het pad volgen langs de hindernissen naar de uitgang aan de andere kant. Via het paadje tussen de knotwilgen en de weilanden met de paarden terug naar de survivalbaan. Ook dit rondje is grotendeels aangeduid met rood-wit lint.
Loop tempo’s
De doseringen worden naast omvang ook gedoseerd in intensiteit. Dit is bij het klimmen van hindernissen vooral op techniek en efficiënt of snel. Bij hardlopen gebruiken we tempo nr.’s om aan te duiden hoe hard je moet lopen. Deze tempo nr’s zijn per persoon verschillend en op deze manier te interpreteren. Een beschrijving van deze tempo’s hangt ook altijd op het hok.
Tempo 1: Warming-up, revalidatie, cooling-down tempo.
Kenmerken: Nog gemakkelijk een gesprek kunnen voeren tijdens het lopen.
Tempo 2: (Extensieve) duurtempo, tempo voor langere duurloop.
50 – 60 % van maximale prestatievermogen, 60 – 80% van belasting op anaerobe drempel.
Kenmerken: Tijdens arbeid met hele zinnen kunnen spreken.
Tempo 3: Intensieve duurtempo.
80 – 100 % van belasting op anaerobe drempel, 75% van maximale tempo. Onder anaerobe drempel (AD) blijven, dus niet verzuren! Dit tempo zou je 5 km. vol moeten kunnen houden.
Kenmerken: Ademhaling intensief, maar niet hijgend. Spreken met enkele woorden per keer.
Tempo 4: Interval tempo.
80 – 90 % van maximale prestatievermogen. Boven anaerobe drempel (AD). Dit tempo houd je niet langer dan 3 min. vol.
Kenmerken: Ademhaling hijgend. Arbeid boven anaerobe drempel, dus lactaat (melkzuur) vorming.
Tempo 5: Sprint.
100 % van maximale prestatievermogen. Dit tempo houd je maximaal 30 sec. vol.
Door tempo nummers te gebruiken en te variëren in tempo’s bij trainingen kunnen we specifieke energie systemen trainen en deelnemers klaarstomen voor wedstrijden en gerichte piekmomenten. Hier zijn we voorgaande items in de nieuwsbrief dieper in gegaan. Het duurt even voordat je leert aanvoelen welk tempo bij welk tempo nr. hoort. Door hier bewust van te zijn leer je jouw lichaam beter kennen en aanvoelen. Werken met een hartslagmeter is ook een optie. Wij kunnen echter niet verwachten dat iedereen een dergelijke apparaat aanschaft en kan best onhandig zijn wanneer er tussendoor hindernissen geklommen worden. Zowel met de hartslag fluctuatie als het dragen van een band om je borst (pols hartslag alleen is niet nauwkeurig genoeg). We kiezen er dus voor om te werken met tempo’s op gevoel op basis van de kenmerken die hierboven beschreven zijn.
Middels al deze elementen doseren wij de trainingen en differentiëren we per te lopen circuit. Zoals gezegd bieden wij trainingen voor recreanten, JSR A, BSR, KSR, MSR en LSR.
Recreanten
Kunnen vaak deelnemen aan de eerste serie die op het bord staat. Wanneer er sprake is van een intensieve training (bijvoorbeeld een interval training of een intensieve duurtraining) kunnen zij deze op rustiger tempo doen. Daarnaast is er altijd een serie beschikbaar voor beginners en mensen die na langere tijd terugkomen van een blessure oid.
JSR A
Jeugd Survivalrun A deelnemers trainen ’s avonds vaak mee met de volwassenen. Zij kunnen hierbij gewoon dezelfde dosering aanhouden als de BSR/KSR, aangezien de omvang vaak gelijk is. Zij mogen alleen geen ballast loop doen (een hardlooprondje met extra gewicht, zoals een balk of een autoband). 2 series. JSR A lopers krijgen een felgeel shirt.
BSR
Het Basis Survivalrun circuit is meestal even lang als een JSR A en een KSR wedstrijd. Zij kunnen ook dezelfde omvang dosering aanhouden. Het doel van het BSR circuit is met relatief laagdrempelige hindernissen deze sport beoefenen. Ten opzichte van de KSR worden voornamelijk zwaardere armkracht hindernissen niet meegenomen in het parcours. Het is natuurlijk geen ramp als deze wel getraind worden. 2 series. BSR lopers krijgen een legergroen shirt.
KSR
Het Korte Survivalrun circuit is het wedstrijdcircuit op de korte afstand van 7 – 9 km. Zij kunnen alle verschillende hindernissen tegenkomen in het parcours. 2 series is ook de dosering voor KSR lopers. KSR lopers krijgen een blauw t-shirt bij wedstrijden. Bij onze leden wordt er aan dit circuit het meest deelgenomen.
MSR
Het Middellange Survivalrun circuit is het wedstrijdcircuit op de middellange afstand van 11 – 14 km. Ook bij dit circuit kunnen de deelnemers alle verschillende hindernissen tegenkomen. Vaak in langere combi’s dan bij de KSR. MSR lopers trainen 3 series, zodat ze getraind zijn op deze langere afstand. Zij krijgen een rood t-shirt bij de wedstrijden.
LSR
Het Lange Survivalrun circuit is het wedstrijdcircuit op de lange afstand van 18 – 24 km. Ook bij dit circuit komen alle hindernissen voor. Soms met nog langere combi’s dan bij de MSR. LSR lopers krijgen soms 4 series voor hun kiezen. Aangezien er maar weinig leden deelnemen aan dit circuit, staat de dosering niet op het whiteboard. Jesper bespreekt met hen de dosering mondeling wanneer dit van toepassing is. Zij krijgen een zwart t-shirt bij de wedstrijden.